Vijand zakt door het ijs bij Zegveld

Woerden geplunderd, Bodegraven uitgemoord. Het Groene hart vormt in het Rampjaar 1672 het slagveld van de strijd tegen de Fransen. De gids Vestingsteden van Goud laat zien waar de kanonnen stonden, waar de vijand lag en waar het bloed vloeide.

Hans-Paul Andriessen

Een snoer van elf vestingsteden, waaronder Schoonhoven, Oudewater, Gouda en Woerden. Tientallen forten, kastelen en vergeten slagvelden en honderden sluizen, kanaaltjes en bruggen. Daarmee  vormt de Oude Hollandse Waterlinie uit de Gouden Eeuw het grootste openluchtmuseum van Nederland.
En het mooie is dat die linie middenin de natuur van het Groene Hart ligt en waar een netwerk van wandel-, fiets- en vaarverbindingen het mogelijk maakt om van die linie te kunnen genieten.
Dat is de reden voor Jan van Es uit Kamerik en Bernt Feis uit Woerden er het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voorde Oude Hollandse Waterlinie over te schrijven. De eerste auteur is oud-journalist, de tweede oud-leraar geschiedenis en directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie. Beiden zijn geworteld in en verknocht aan het Groene Hart.
Het boek, 144 pagina's met volop kaartjes, foto's en leuke weetjes, vertelt de geschiedenis en hoe die je als wandelaar tegenkomt in dit 'openluchtmuseum'. In elk van de elf steden voert een 3 kilometerslang rondje de wandelaar langs de meest interessante plekken. Voor de lange-afstandswandelaar is er het 109 kilometerslange Waterliniepad langs heel de linie en er staan ook nog drie thematische wandelingen in: de Vestingstedenroute, de Twee Provinciënroute en de Rampjaarroute.


Aartsvijanden
Als Bernt Feis het verhaal van de Oude Hollandse Waterlinie in een notendop wil vertellen, neemt hij het Rampjaar 1672 als vertrekpunt. „Het meest dramatische jaar uit de geschiedenis van Nederland, dat heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Onze aartsvijanden Frankrijk en Engeland sluiten een verbond om de Republiek gezamenlijk aan te vallen. Duitse bisschoppen sluiten zich daarbij aan. Op dat moment, we zitten in de tweede helft van de Gouden Eeuw, zijn we het rijkste land van de wereld. Om die rijkdom is het de aanvallers te doen. Met Amsterdam als hoofdprijs. Daarnaast speelde gekrenkte eer een rol bij de aanvallers."
De Franse Zonnekoning Lodewijk XIV valt met een leger van 120.000 man binnen. „Een voor die tijd onvoorstelbaar groot leger, dat als een stoomwals met een snelheid van 3 kilometer per dag optrekt. Alle dorpjes worden helemaal kaalgevreten. Iedereen moest geld betalen aan de Fransen, anders werd je boerderij of kasteel in brand gestoken. .Er werd geplunderd en gemoord."
In het oosten openen twee Duitse bisschoppen het vuur: die van Munster krijgt in de vaderlandse geschiedenisboekjes de naam Bommen Berend, omdat hij bommen van een enorm kaliber op de stad Groningen afvuurt. En vanaf zee wordt het land aangevallen door de machtige Engelse vloot. Dat leidt tot vier zeeslagen, waarbij admiraal Michiel de Ruyter uiteindelijk een Engelse invasie weet te voorkomen. Maar zover is het nog niet.
Redeloos, radeloos, reddeloos
Feis: „Als op 12 juni de Fransen bij Lobith de Rijn oversteken, ontstaat enorme paniek. Volgens een gezegde is 'het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos'. Op 21 juni, negen dagen later, is Utrecht veroverd en het Hart van Holland, met Amsterdam en regeringscentrum Den Haag ligt helemaal open. Het leger van de Republiek, met de 22-jarige prins Willem III als kapitein-generaal, staat er dramatisch voor. Willem bivakkeert op dat moment bij Nieuwerbrug, maar weigert zich over te geven. Hij heeft dan nog slechts één wapen: het water."
Al tijdens de strijd tegen de Spanjaarden, in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), hebben de Hollanders stukken land rond steden onder water gezet als verdediging. Het gaat dan om een laag van maximaal een halve meter. Varen kan dan alleen met hele kleine en lichte bootjes, niet geschikt voor troepenverplaatsing. Doorwaden is ook lastig, zeker omdat sloten en kanalen onzichtbaar zijn. In de jaren daarna leggen de twee rijkste provincies Holland en Zeeland een waterlinie aan als een cordon om Holland. „Utrecht vond het plan te duur", zegt Feis. „Daar hebben ze later enorme spijt van. De stad is door de Fransen zwaar geplunderd."
Inundatie
Die natte verdedigingsgordel, de waterlinie, wordt in juni van het Rampjaar in allerijl in gereedheid gebracht. Feis: „Sluizen worden opengedraaid en dijken en kades doorgraven. Bij Naarden wordt de zeedijk doorgestoken. Bij Gouda wordt later de Mallegatsluis opengezet De meeste Gouwenaren en zeker de boeren zijn daar helemaal niet blij mee. Ze zien hun oogst verloren gaan en moeten snel hun vee in veiligheid brengen. Hun huizen zijn van leem en riet. Die gaan na drie dagen drijven. Boeren gaan 's nachts de boel saboteren. Sluizen onklaar maken, dijken versterken. Of ze kopen soldaten om. In Nieuwpoort is het stadhuis gebouwd over de sluis die de hele Alblasserwaard onder water kan zetten. Dat hebben ze niet gedaan om de sluis tegen de Fransen te kunnen verdedigen, maar tegen de eigen boeren. De inundatie, die zowat twee jaar duurde, zorgt voor een vluchtelingenstroom uit deze gebieden. Het gebied raakt voor een deel ontvolkt, dat blijkt onder andere uit doopregisters."
Ook door de droge zomer en technische problemen duurt het tot juli 1672 voordat het water op de meeste plaats op het juiste peil staat. Pas in de herfst staat het water van Amsterdam tot bijna aan 's-Hertogenbosch. „Intussen proberen de Fransen vanuit Utrecht met kleine eenheden op te rukken richting de grote steden. Hun troepen dringen door tot Woerden, Montfoort, Oudewater en nog een reeks plaatsen. Maar daarachter stuiten de Fransen op de inundaties en achter dat water ligt het leger van prins Willem te wachten, een leger dat ongeveer 30.000 manschappen telt."
Sporen in de klei
„De prins zit in Alphen aan den Rijn. Hij heeft zijn hoofdkwartier in Fort Gouwsluis achter de Gouwe. Daar is nu niets meer van te zien. Daar ligt ook zijn admiraalssloep waarmee hij op de Oude Rijn naar Zwammerdam en Nieuwerbrug vaart om zijn troepen, die daar lagen, aan te vuren. Van daaruit doet hij nog een vergeefse uitval om Woerden te bevrijden. Dit leidt tot de Slag bij Kruipin, tussen Woerden en Kamerik, grofweg waar nu het Brediuspark ligt. In de bloedige gevechten, die vijf uur duren, sneuvelen rond de 2000 soldaten. Meer Fransen dan Nederlanders overigens. Maar de Fransen winnen wel en Woerden blijft in Franse handen. Het zou fantastisch zijn om op die plek opgravingen te doen. Het is kleigrond, dus daar moeten veel sporen te vinden zijn. Je zou de hele logistiek van die slag in kaart kunnen brengen", dagdroomt Feis.
Kantje boord
Terug naar 1672. Als de vorst invalt en de watervlakte bevriest, ruiken de Fransen hun kans. Eind december trekt 8000 man over het ijs richting Zegveld om een doorbraak te forceren.
„Maar de dooi komt de prins en zijn leger te hulp. Tijdens de overtocht van het Franse leger over het bevroren water van de Meijepolder wordt het ijs snel onbetrouwbaar. Soldaten zakken door het ijs, een twaalftal verdrinkt De Fransen kunnen ook niet verder naar Alphen optrekken omdat daar het leger van de prins zich heeft verzameld. De doorbraak is mislukt. Gefrustreerd trekken de Fransen zich via de oevers van de Rijn terug naar Woerden. Op de terugtocht worden Zwammerdam en Bodegraven door de Franse maarschalk Luxembourg uitgemoord. Hij houdt er verschrikkelijk huis. En na de plundering steken ze de boel in de fik. Dat is nog goed te zien aan de kerktoren van Zwammerdam. De onderste drie meter bestaat uit oude bakstenen, tot zo ver is ie afgebrand. Uiteindelijk druipen de Fransen af richting Utrecht."
Het Rampjaar, en het feit dat het kantje boord was, geeft een geweldige impuls om de verdedigingslinie te versterken. Nog in 1673 worden op strategische plekken verbeteringen uitgevoerd. Fort Wierickerschans, tussen Bodegraven en Nieuwerbrug, is er één van. In de decennia daarna worden de vestingen van onder meer Woerden, Oudewater en Schoonhoven versterkt tot hoe ze er nu uitzien.
Bernt Feis is als directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie al aan het vooruit kijken naar 2022, wanneer het Rampjaar 350 jaar geleden is. „We gaan veldslagen en zeeslagen naspelen met historische schepen en in kostuums uit die tijd. In Paleis Het Loo komt een grote tentoonstelling, er komen boeken. En we gaan praten met Hans Goedkoop, die voor de NOS die prachtige serie over de Tachtigjarige Oorlog heeft gemaakt. Ja, dit stuk van het Groene Hart komt echt centraal te staan, hier is het gebeurd."

EXECUTIE
Willem III stelt daad: kolonel onthoofd
Een van de vele opmerkelijke verhalen uit het Rampjaar is dat van kolonel Moïse Pain et Vin, huurling in het leger van de Republiek. Terwijl de prins in Alphen zit, bevindt Pain et Vin zich in de vooruitgeschoven post in Nieuwerbrug, waar de waterlinie met anderhalve kilometer op zijn smalst is. Die ligt tussen de Enkele en Dubbele Wiericke.
De kolonel laat hier een aarden wal oprichten richting Woerden, waar de Fransen zaten, en zet er kanonnen op. Maar de terugtrekkende Franse troepen komen juist vanuit de andere kant, de slecht te verdedigen kant. Pain et Vin realiseert zich dat hij afgesneden is van het leger van de prins en besluit de stelling te ontruimen. Hiervoor wordt hij opgepakt en voor de krijgsraad gebracht, die hem aanvankelijk levenslang geeft. „Prins Willem vindt dat niet genoeg", zegt Bernt Feis, directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie en co-auteur van het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voor de Oude Hollandse Waterlinie. „Om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, laat Willem hem in zijn hoofdkwartier in Alphen onthoofden. Later wordt hij in de Sint-Janskerk in Gouda begraven, waar je zijn graf nog steeds kan vinden."

Bron: AD Weekend dichtbij 13 april 2019
Pin It