De liefde hangt letterlijk in de lucht boven Zegveld. Het eerste koppel ooievaars van 2024 is daar gezien. De vogels zijn druk bezig met het inrichten van hun liefdesnestje op de hoge palen bij het Ooievaarsstation in Zegveld. Dat het ooievaarskoppel is galand is goed nieuws voor liefhebbers van de zon en hogere tempraturen, want de lente komt daarmee steeds meer in zicht.
Ooievaarsstation
Elk jaar trekken de ooievaars uit Zegveld (en de rest van Nederland) weg zodra de winter om de hoek komt kijken. Ze trekken dan tijdelijk naar warmere oorden. Stijgen de temperaturen, dan keren de trekvogels net zo snel weer terug, in Zegveld kijken vrijwilligers van het ooievaarsstation elk jaar weer rijkhalzend uit naar de terugkomt van de dieren. Vrijwilliger Cor had dit jaar de eer. Hij spotte het eerste ooievaarskoppel van 2024 op hun paalnest.
Hetzelfde nest
Vanaf februari keren de eerste ooievaars terug naar hun nesten in Zegveld. Ze kiezen geen random nest uit op de speciaal voor hen neergezette palen. "Ooievaars keren elk jaar naar hetzelfde nest terug. Omdat zowel de vrouwelijke als de mannelijke ooievaars dit doen, nestelen ze elk jaar met dezelfde partner. Mocht het voorkomen dat de één niet op komt dagen, dan zal de ander een nieuwe partner zoeken om mee te paren", schrijft stichting Ooievaars Zegveld op hun website.
Rik Sneijder
Zegveld - Het aantal schapen in de Utrechtse veenweiden is gedaald. Voor een groot deel is dat te wijten aan het blauwtongvirus dat hier stevig heeft huisgehouden, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Schapenhandelaar Dirk Haring uit Zegveld waarschuwt dat de zorgen ook nog niet voorbij zijn.
Dirk Haring en zijn vrouw Petra hebben veel contact met veehouders in de wijde omgeving, voornamelijk met kleinere schapenhouderijen en met rundveehouders die er een koppeltje schapen bij hebben. Haring weet wat er speelt in de veenweidengebieden. „Er zijn inderdaad minder schapen. Dat komt voor een groot deel door uitval als gevolg van blauwtong, maar ook omdat er vorig jaar minder lammeren zijn geboren.” Procentueel gezien was de afname van het aantal schapen in de provincie Utrecht ten opzichte van een jaar geleden bovengemiddeld. Hier kromp het aantal dieren met 15,4 procent, goed voor 6500 schapen. Landelijk gezien is de veestapel met 61.000 gekrompen en dan vooral dus het aantal schapen. Op 1 december waren er in ons land 662.000 schapen, blijkt uit cijfers van het CBS.
De afname van het aantal schapen is het grootst in Noord-Holland en Friesland. De provincie Noord- Brabant is de enige waar het aantal schapen juist is toegenomen, maar daar heeft het blauwtongvirus dan ook minder welig getierd.
„Ik merk wel dat er onder schapenhouders zorgen zijn”, zegt Haring. „Vanaf nu tot volgende maand moet er weer gelammerd worden. De vrees is of die lammeren misvormingen hebben. Er zijn veel ooien overgebleven deze winter om toch voldoende lammeren te hebben dit voorjaar. Ik hoop dat het meevalt. Het is afwachten.”
Ooien en rammen kunnen als gevolg van een blauwtongbesmetting tijdelijk onvruchtbaar worden, stellen deskundigen van de Wageningen University & Research. Bij pas gedekte ooien kunnen embryo’s sterven. Soms worden er lammeren met afwijkingen geboren.
Het wachten is op een vaccin tegen het blauwtongvirus. Het is er al wel, maar het , wordt nog niet in Nederland ingezet. Haring: „Het ligt nog bij ‘Europa’. Er wordt geprobeerd om het vaccin zo snel mogelijk hier te krijgen, maar daar gaan wij niet over.” Hoe triest de afgelopen periode ook was. Haring ziet de toekomst van de schapenhouderij wel optimistisch in. Al zit hij op dit moment in een moeilijke toijd. Wij zijn er nog niet helemaal uit en het zal echt nog even duren. We moeten maar hopen dat de gevolgen te overzien zijn en afwachten hoe het lammerseizoen verloopt. Ondertussen is het wachten tot het vaccin beschikbaar is.”
Hoewel melkveehouder Leon van der Arend in Vinkeveen op dit moment geen besmette runderen in de stallen heeft lopen, ziet hij nog wel de gevolgen van het blauwtongvirus. Een aantal koeien dat weer aan de beterende hand is geeft nog niet de hoeveelheid melk die eigenlijk zou moeten, zegt hij. „Het gaat wel beter, maar nog niet goed genoeg. Sommige dieren herstellen makkelijker dan andere.”
Blauwtong is een virus dat verspreid wordt door knutjes, ofwel kleine steekmuggen. Schapen en koeien kunnen elkaar niet besmetten en blauwtong is ook niet overdraagbaar op mensen. Boeren, zoals Van der Arend, proberen zoveel mogelijk de stallen ‘knutvrij’ te houden, maar echt succesvol lijkt dat niet te zijn. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft onderzocht welk soort mug precies het virus verspreidt.
Het onderzoek werd onder meer verricht in de stallen van de veehouderij van Gerrie Schreurs in Vinkeveen. Het is namelijk niet precies bekend welke van de veertig soorten steekmug het virus verspreiden. In de stallen van Schreurs werden de steekbeestjes gevangen en naar het lab gebracht Woordvoerder Bart Fortuin van de NVWA verwacht dat de resultaten van dit onderzoek half maart bekend zijn.
ZEGVELD - Culturele Stichting Zegveld kijkt terug op een geslaagde derde editie van ‘Zegveld wlntert'
De dag begon met de zogenaamde spelenkermis. Kinderen van alle leeftijden konden zich vermaken met allerlei attracties. Zo was er een curlingbaan een bouwhoek en een curlingbaan. De kleintjes konden zich laten schminken of een ballonfiguur laten maken door de ballonartiest. Net als vorigjaar was er de bakwedstrijd ‘Heel Zegveld bakt’. Een driekoppige jury boog zich over alle inzendingen. Vanwege het grote aantal deelnemers moest de bingo worden uitgesteld. Eenmaal bezig werden er leuke prijzen verdeeld en mocht de winnaar van ‘Heel Zegveld bakt’ de wisseltroffee in ontvangst nemen. Na de kinderdisco was het tijd voor de feestavond. Die begon met het eten van schnitzels en braadworsten en drinken van de eerste pullen bier. Het feest duurde tot in de late uurtjes.
Rik Sneijder
Zegveld - Uitstoot van stikstof op boerderijen in het Groene Hart een beetje terugdringen, zonder de aanschaf van grote machines en dure maatregelen? Dat kan gewoon, blijkt uit onderzoek van Jeroen Pijlman.
Pijlman is geen onbekende bij het Veenweiden Innovatiecentrum in Zegveld. Hij heeft er heel wat voetstappen liggen en veel veldonderzoek verricht Pijlman is werkzaam als onderzoeker Duurzame Veehouderij bij het Louis Bolk Instituut, wetenschappelijk onderzoeksinstituut voor landbouw, voeding en gezondheid. Hij promoveerde onlangs bij de Universiteit Leiden. Met zijn onderzoek bewijst hij dat met ‘eenvoudige’ maatregelen de uitstoot van ammoniak in de veehouderij tot wel 7 procent teruggedrongen kan worden.
De landbouw worstelt al enige tijd met de uitstoot van stikstof en andere broeikasgassen. Het Groene Hart kent nogal wat veengronden. De afbraak van veen zorgt niet alleen voor bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen, maar draagt ook bij aan de aanzienlijke stikstofuitstoot in het veenweidegebied.
Boerenzoon
Pijlman heeft gestudeerd in Wageningen en is een boerenzoon uit Overijssel. Hij denkt dan ook vanuit de behoeften van boeren. „Ik liep als kleine jongen al door de stallen en over het land. Ik weet waar veel boeren mee worstelen. Ik heb geprobeerd met kleine aanpassingen, die niet al te kostbaar zijn, iets bij te dragen aan de stikstofdiscussie.”
Met zijn onderzoek heeft Pijlman willen achterhalen of je met aanpassingen zoals minder kunstmest en het zaaien van smalle weegbree de natuurlijke kringloop meer kunt sluiten. „Dat kan nooit helemaal, maar ik wilde onderzoeken of je de stikstofkraan een beetje meer kan dichtdraaien”, verklaart hij.
Neem bijvoorbeeld de grasrassen. Op veel boerenland staat Engels raaigras. Maar met andere, eiwitarmere grasrassen van Engels raaigras en met het inzaaien van het smalle weegbree in het grasland kan stikstofuitstoot verminderd worden. Zonder dat de melkopbrengst afneemt.
Vanwege de hoge grondwaterstanden bestaat het veenweidegebied in het Groene Hart vooral uit grasland. Gras bevat relatief veel eiwit, door de relatiefhoge afgifte van stikstof uit de bodem aan het gras. Koeien hebben eiwitten nodig om melk te produceren, maar een overmaat aan eiwit kan een koe geen melk van maken terwijl dit wel uitstoot van ammoniak oplevert.
Eiwitgehalte
„We hebben daarom een gras gebruikt dat ook op zandgronden een lager eiwitgehalte heeft. Op veengrond kwamen we daarmee tot 4 procent minder eiwit in het gras. Ook in de mest gaat dan het stikstofgehalte met ongeveer 4 procent omlaag en dat is echt best een stap.”
Ook het inzaaien (33 procent van het land) van het kruid smalle weegbree tussen het gras heeft een positief effect en leidde tot een geschatte afname van 37 procent van uitstoot van lachgas, dat is een sterk broeikasgas. De resultaten overtoffen iedere verwachting, zegt hij. Wel plaatst hij meteen een kanttekening: „Het is een uitdaging om weegbree in de grasmat te houden, want het verdwijnt vaak in enkele jaren. Het zou een oplossing kunnen zijn voor de klei- of zandgronden.”
In de bodem zit een grote voorraad stikstof, waarvan een deel via de lucht en het water verloren gaat en zo dus in het milieu terechtkomt en een deel door het gras wordt opgenomen. Jaarlijks wordt dit stikstofgehalte in de bodem aangevuld met (kunst-)mest. Daarom bekeek de onderzoeker of de bestaande voorraad in de bodem beter te benutten is. Dan hoeft er ook minder kunstmest op het land gebracht te worden. Maar hoe werkt dat dan? „In het voorjaar is de stikstof voor planten uit de bodem te laag, maar vanaf de zomer kan gras voldoende stikstof opnemen die uit de bodem vrijkomt. Uit de studie blijkt, dat wanneer je hier slim op inspeelt, je minder kunstmest nodig hebt en ook de stikstof uitstoot verkleint. De boer moet dan precies weten wanneer hij gaat bemesten, waar en hoeveel.”
Logisch toch? „Maar voor boeren is dit best spannend om minder te bemesten”, weet Pijlman: „Boeren zitten liever aan de veilige kant. Bovendien vraagt deze aanpak wat rekenwerk en niet iedereen ziet dit puzzelen erg zitten.”
Op de proefboerderij in Zegveld staat een landje met lisdodde, een gewas dat het goed doet in waterrijke gebieden. Er zijn al experimenten gedaan met het gebruik van lisdodde als bijvoorbeeld isolatiemateriaal in de bouw. Om zo’n productie rendabel te krijgen, is veel teelt nodig. Voordat die hoeveelheid er is, kan het voeren van de koeien met lisdodde een tussenoplossing voor boeren zijn, stelt Pijlman vast.
De lisdodde kan tot 5 procent van het ruwvoer van de koeien vervangen. „Lisdodde is met name een interessante optie op stukken land die te nat worden voor gras, waar het waterpeil niet verder omlaag kan of mag. Bovendien remt lisdoddeteelt de veenoxidatie en de bodemdaling sterk af.”
Voordelen
Pijlman heeft ook al uitgerekend welke voordelen de aanpassingen kunnen hebben voor boeren: „Als je deze aanpassingen combineert kun je 7 procent ammoniak terugdringen op bedrijfsniveau.” In combinatie met andere maatregelen kan de boer volgens de promovendus dus een heel eind komen.
„Het is lastig om de opgave voor de landbouwsector in z’n geheel te vertalen naar bedrijfsniveau. Ook verschilt de stikstofopgave per gebied en als boeren stoppen, krijgen andere bedrijven juist meer ruimte. Het zou boeren erg helpen als er een norm per hectare komt en dat ze weten met welke maatregelen ze op de goede weg zitten.”
ZEGVELD • Het Kennis Transfer Centrum (KTC), de voormalige proefboerderij in Zegveld, heeft het belangrijke NEN-EN-ISO 9001 certificaat binnengesleept.
Met dit certificaat is het aantoonbaar dat KTC Zegveld onderzoek uitvoert op een hoog kwaliteitsniveau. Directeur Jasper Beek is trots op de certificering. “Het is een bevestiging van waar wij als organisatie voor staan: het leveren van kwaliteit richting onze opdrachtgevers en klanten.”
KTC Zegveld is een onderzoeksinstituut dat zich richt op melkveehouderij in het veenweidegebied. Op het bedrijf worden 120 melkkoeien gehouden op 100 ha grasland. Het instituut is gelegen dicht bij het natuurgebied Nieuwkoopse Plassen. De onderzoeken die worden uitgevoerd zijn met name gericht op grondwaterstanden, waterkwaliteit, bodemdaling, bemesting, biodiversiteit, broeikasgasemissies en energie transitie. Daarnaast worden verschillende bedrijfssystemen onderzocht.
ZEGVELD • Het Cultuurcafé van Cul-tuur Platform Woerden gaat in fe-bruari op tournee. Zo is er op dinsdag 6 februari een bijeenkomst in Gasterij De Milandhof in Zegveld. Aanvang is 20.00 uur.
Wethouder Jelmer Viersta, Kunst Na Arbeid, Het Klooster, filmmaker Luca Vaillant (bekend als Luca de Puca, genomineerd voor de Young Amsterdam Award), Christelijke Oranjevereniging Zegveld en uiteraard het Cultuur Platform zelf zijn van de partij. Op donderdag 15 februari is er een Cultuurcafé in De Bijn in Kamerik en op donderdag 29 februari bij Dezibel in Harmelen. Het Cultuurcafé is vier keer per jaar. De bijeenkomsten bieden een gevarieerd programma, met interviews, muziek en korte presentaties. Daarna is er volop gelegenheid tot netwerken.
WWW.CULTUURPLATFORMWOERDEN.NL